Dit forum is bedoeld voor vragen en opmerkingen die opkomen tijdens het invoeren van de akten van de Surinaamse Burgerlijke Stand. U kunt zelf berichten plaatsen, lezen wat de ervaringen zijn van andere deelnemers, en reageren op berichten. Via de links hierboven kunt u direct doorgaan naar de sectie 'Mededelingen' (van het projectteam), 'Vragen' en 'Tips' over de invoer en 'Opmerkelijk' voor bijzondere vondsten.
Naar aanleiding van het koffieuurtje van gisteren, wilde ik meer weten over het totstandkomen van de wijkregisters. Hieronder wat ik vond, in vogelvlucht, tot 1875. Daarna was mijn energie op, en uit wat ik tot dan toe vond lijkt naar voren te komen dat het bepaald niet eenvoudig was om een goede wijkregistratie bij te houden. Voor de liefhebber van “weetjes”.
In de Surinaamsche courant d.d. 11-03-1828 verscheen een officiële Publicatie over de invoering van maatregelen, “ten einde den staat der bevolking van de stad Paramaribo naauwkeurig te constateren”.
In 1828 zouden wijkmeesters in de maand juli langs de huizen gaan om “eene volledige en naauwkeurige opschrijving te doen van alle de vrije personen welke op den dag der opschrijving in elk huis woonachtig zijn.” In de jaren daarna zou de registratie in januari moeten plaatsvinden. Het ging om 4 wijken, en 2 wijkmeesters per wijk.
De wijkmeesters kregen van het gouvernement de wijktabellen uitgereikt waarop zij de letter van de wijk, het nummer van het huis, en de (familie)naam, voornaam, ouderdom, het beroep en de religie moesten schrijven van alle vrije personen in hun wijk. De informatie diende gevraagd te worden aan het hoofd van het huisgezin, die bekend stond als eigenaar of huurder van het huis. Als deze niet aanwezig kon zijn, dan aan degene die het hoofd verving (Art. 11).
Voordat zij aan hun jaarlijkse registratie begonnen, moesten de wijkmeesters ten minste 8 dagen van te voren een bericht hierover in de “publieke Nieuwspapieren” plaatsen. Inwoners moesten de wijkmeester op een behoorlijke wijze ontvangen en “de meeste hulpvaardigheid en gewilligheid” betonen (Art. 14). Op de dag waarop de registratie – volgens de aankondiging in de krant – zou plaatsvinden, moest er iemand thuis zijn om de benodigde informatie op te geven (Art. 15). Het niet naleven van de regels kon tot boetes leiden. Bijv. bij het niet opgeven van een tot het huishouden behorende persoon riskeerde men een boete tussen de 10 en 100 gulden (Art. 16). Ook mocht een eenmaal aan de wijkmeesters opgegeven naam niet worden gewijzigd, tenzij de naamswijziging was goedgekeurd door de gouverneur en dit in de kranten was gepubliceerd (Art. 19).
Op 12 juli 1828 werden de eerste wijkmeesters beëdigd:
In wijk A: H. Eustace en J. de Heyder.
In wijk B: G.C. van Meerten en C.A. Richter.
In wijk C: D.M. Sanches en S.F. Flu.
In wijk D: L. Thym en C.W. Boonen.
Op 16 juli verscheen de aankondiging in de krant, van de “gezamentlijke Wijkmeesteren”, dat zij op maandag 21 juli 1828 om 8 uur vanaf huisnummer 1 zouden beginnen met de registratie van de inwoners van de stad. De inwoners werden verzocht zich naar de Publicatie te gedragen, en om de “La. & No. Boven hunne Huis deuren geplaatst, duidelijk te maken”. Op iedere zaterdagochtend van 8 tot 9 uur kon men - bij de wijkmeester thuis - verhuizingen naar en uit de wijk doorgeven.
Eind augustus 1828 werden enkele wijzigingen gepubliceerd op de Publicatie van maart, met betrekking tot de benoeming van wijkmeesters voor Paramaribo, en de wijze van handelen bij overtredingen. Wijkmeesters dienden deze schriftelijk aan de Commissaris van Politie te melden, die tot vervolging kon overgaan.
In september 1828 werd J. de Vries Sijmonson benoemd tot wijkmeester van de wijk C.
In Delpher ontbreken Surinaamse kranten uit 1829, maar in de Surinaamsche courant d.d. 22-01-1830 is een advertentie te vinden van de wijkmeesters van wijk B., G.C. van Meerten en C.A. Richter, die melden dat zij op de 27e met de registratie van de vrije personen in hun wijk zullen beginnen. Het publiek werd opnieuw opgeroepen om zich te gedragen naar de Publicatie van 5 maart 1828, gepubliceerd op 6 maart 1828.
In de Surinaamsche courant d.d. 24-01-1830 maken ook S.F. Flu en J. de Vries Sijmonson, wijkmeesters van wijk C., bekend dat zij op 28 januari zullen beginnen met “het jaarlijksche opschrijven der vrije personen in hunne wijk woonachtig”, in een bericht gedateerd 23 januari 1830.
Op 25 januari volgt een soortgelijk bericht van de wijkmeesters van wijk A., H. Eustace en J. de Heijder. Zij begonnen op 30 januari met de registratie.
Op 8 februari verkondigen M. Abm. Keijser en Johs. Abrahamsz., wijkmeesters van Wijk D. Tweede Gedeelte, in de Surinaamsche courant d.d. 11-02-1830, dat zij op de 15e met de registratie zullen beginnen. Zij wijzen de bewoners specifiek op de artikelen 14, 15 en 16 van de Publicatie van 5 maart 1828.
N.B.: Naar het “ten minste 8 dagen van te voren” een bericht in de krant plaatsen m.b.t. de registratie werd vanaf het begin het blijkbaar niet te nauw gekeken. Men diende maar te zorgen dat er iemand thuis was om de wijkmeesters te ontvangen en inlichtingen te geven. Het is ook niet duidelijk of de gehele registratie op de aangekondigde dag werd afgerond; er werd in de berichten enkel gesproken over “een aanvang maken” op die datum.
In opvolgende jaren zijn in de maand januari, soms februari, en soms zelfs maart, dit soort advertenties van de wijkmeesters te vinden, onder verwijzing naar de Publicatie uit 1828. [Volgens artikel 8 moest de "opschrijving" in januari plaatsvinden, en - volgens artikel 10 - het register ingediend worden "vóór ultimo februari".]
Surinaamse kranten uit 1847 ontbreken in Delpher, maar in december 1852 verwijzen de wijkmeesters van Wijk A. de inwoners naar de artikelen 3, 4 en 5 van de Publicatie d.d. 27 april 1847 G.B. No. 6. De wijkmeesters van Wijk F. melden in een bericht van 31 december 1852, geplaatst in de krant op 1 januari 1853, dat zij op 5 januari met de jaarlijkse registratie starten.
Met ingang van 1855 werd de jaarlijkse invulling van de wijktabellen gewijzigd naar “om de vijf jaren”. In de betreffende Publicatie van 29 december 1854 werd verwezen naar de Publicatie van 5/6 maart 1828 G.B. No. 4., een Publicatie van 24 april 1837 G.B. No. 3, en de Publicatie van 27 april 1847 G.B. No. 6.
In juli 1859 volgt een “herinnering” van de Procureur Generaal J.W. Gefken, dat ingezetenen verplicht zijn om verandering van woonplaats door te geven aan de wijkmeester van hun wijk, “binnen drie maal vier en twintig uren”, en zich ook te melden bij de wijkmeester van de wijk waar men zich gaat vestigen. Voor de hoofdbewoners van bebouwde erven geldt dezelfde verplichting voor het doorgeven van wijzigingen.
Een zelfde “herinnering” werd geplaatst door Procureur Generaal Twiss, in juni 1868.
Dat het door een steeds groter wordende stad steeds moeilijker werd om de bevolking te registreren blijkt uit een bericht van de gouverneur d.d. 18 december 1869. Hierin werden de wijken A. t/m F. elk in meerdere gedeelten gesplitst, met ieder een eigen wijkmeester. In januari 1870 zullen de wijkregisters worden vernieuwd, en Procureur Generaal Twiss herinnert de inwoners van Paramaribo en de buitenwijken opnieuw aan hun verplichting om zo goed mogelijk mee te werken met de wijkmeesters, zodat deze de registers “in behoorlijke orde” kunnen houden. Een waarschuwing die opnieuw klinkt in 1875, ditmaal van de waarnemend Procureur Generaal Verbeek.
You need to be a member of Historische Database van Suriname & de Cariben to add comments!
Replies