Geboren te Paramaribo in 1844 en mogelijk geen Nederlander in de zin der wet in 1879

[Reneej]

Bij toeval stuitte ik op wel heel aparte krantenberichten uit 1879. De op 18-11-1844 te Paramaribo geboren Alexander Constantijn Wesenhagen, zoon van Hendrik François Wesenhagen en Georgianna Badham Thornhill, was in 1879 rechter in de rechtbank van Rotterdam. Bij de verkiezingen voor de Gemeenteraad van Rotterdam werd hij door drie kiesverenigingen als candidaat gesteld. Hij nam deze candidatuur aan. Hij beschouwde het vertrouwen in hem gesteld als "een krachtige demonstratie uit de kern der Rotterdamsche burgerij, tegen een aanmatigende, blijkbaar veelvermogende regering van enkelen". Dit werd hem niet door iedereen in dank afgenomen.

Hij kreeg bij de verkiezingen voldoende stemmen om direct in de Gemeenteraad van Rotterdam toe te treden. Bij het onderzoek van de geloofsbrieven kwam naar voren dat Mr. A.C. Wesenhagen in Paramaribo was geboren en - zo werd gerapporteerd - "dus niet voldoende blijkt of hij in den zin der wet het Nederlanderschap bezit." De onderzoekscommissie stelde voor hem in de gelegenheid te stellen de stukken aan te vullen.

In de Maasbode van 16-09-1879 werd de "quaestie Wesenhagen" afgedaan als een storm in een glas water. A.C. Wesenhagen was zo ver gegaan als zijn stamboom in te dienen, en zijn grootvader kwam uit Harderwijk. E.e.a. had te maken met een wet van 28 juli 1850, waarin bepaald werd wie Nederlanders waren. De commissie krabbelde ook nog wat terug, en schreef dat de Gemeenteraad bij het onderzoek naar geloofsbrieven dit soort bewijsmateriaal van de afstamming "niet heeft te vorderen". Zij stelde voor om Mr. A.C. Wesenhagen toe te laten tot de Gemeenteraad van Rotterdam. Op 25-09-1879 werd hij als raadslid geïnstalleerd.