Dit forum is bedoeld voor vragen en opmerkingen die opkomen tijdens het invoeren van de akten van de Surinaamse Burgerlijke Stand. U kunt zelf berichten plaatsen, lezen wat de ervaringen zijn van andere deelnemers, en reageren op berichten. Via de links hierboven kunt u direct doorgaan naar de sectie 'Mededelingen' (van het projectteam), 'Vragen' en 'Tips' over de invoer en 'Opmerkelijk' voor bijzondere vondsten.
Wat mij opvalt is dat er heel veel animo bestond om te trouwen kort na de afschaffing slavernij in de jaren 1864, 1865 . Vooral In het district Beneden Cottica heb ik veel voorbij zien komen. Is dat ook zo in andere districten? Er waren soms veel aankondigingen op dezelfde data. Misschien te vroeg om conclusies aan te verbinden. Zelf een erkenning van een volwassen kind zag ik.
Ik weet dat tot slaafgemaakten niet mochten trouwen maar die behoefte was er kennelijk wel. Veel analfabeten die trouwden. Werd het misschien gestimuleerd door de kerk? Ik ben heel benieuwd.
You need to be a member of Historische Database van Suriname & de Cariben to add comments!
Replies
Dag Marijke,
Ik moest aan je vragen denken toen ik bijna aan het einde kwam van het proefschrift van Ellen Klinkers. Daar vond ik bijgaand diagram, waaraan wel enigszins is af te leiden hoeveel animo er na 1863 voor het huwelijk bestond.Het gaat om in en buiten een huwelijk geboren kinderen. In de achttien jaren tot en met 1880 telde het aantal binnen het huwelijk geboren kinder zelden meer dan 20% van alle geboorten. De eerste zeven jaren stijgt het aantal binnen de echt geborenen wel, maar na 1870 blijft het laag.
In de rubriek "vragen" is hierover ook al het nodige geschreven.
Zie deze vraag.
Dat er veel analfabeten trouwen komt omdat slaafgemaakten niet naar school mochten om te leren lezen en schrijven (meestal gedaan door de kerk).
Kerkgang werd oogluikend toegestaan, met deze restrictie.
Een voorwaarde bij de afschaffing van de slavernij was dat de mensen een Christelijke naam zouden krijgen.
Er waren veel dopen, en in sommige kerkgenootschappen werd er ook stevig op aangedrongen om eventueel ook te trouwen.
Ik las in 'Op hoop van vrijheid' van Ellen Klinkers dat de Evangelische Broedergemeente vóór 1863 een pseudo-huwelijk propageerde, bond geheten. Europese moraal en religieuze opvattingen waren daarvan de grondslag. Veel succes had het niet.
Wat je opmerkt over Beneden-Cottica, deelde ik in onderstaand mailtje. Ik stuurde het aan mensen die misschien wel willen meehelpen met 'ons' werk. Het is nogal een verhaal; past het wel onder Opmerkelijk? Toe maar!
Ook in een Nederlands dorp kwam de winst van slavernij terecht
Ik heb me weer eens gezet aan de invoering van akten, huwelijksakten uit 1865, dus kort na opheffing van de slavernij. Het zijn breed uitgeschreven documenten in een vaste vorm. Allereerst komt de ambtenaar in beeld, zoals ook bij geboorte- en erkennings- en overlijdensakten, met zijn naam, zijn ambtsgebied en zijn standplaats. Wat me tot nu werd aangeboden komt uit de districten buiten Paramaribo, waar de ambtenaren van de burgerlijke stand vaak zitting hielden op een plantage als er geen nederzetting van enige omvang bestond. Van bruidegom en bruid wilde hij weten wie hij voor zich had, hun naam, leeftijd, geboorte- en woonplaats, wie hun ouders waren, of ze eveneens kinderen wilden erkennen en met welke papieren ze dat konden bevestigen. Zelf kon hij nagaan of er bezwaren waren binnengekomen na afkondiging van het voorgenomen huwelijk. En als dat allemaal in orde was, ging hij na of ze trouw hun huwelijkse plichten zouden nakomen. Hij onderstreepte in de akte hun antwoord en schreef het tweeletterwoord in hoofdletters op.
Alle huwelijkspartners zijn in slavernij geboren, de meesten brengen als legitimatie een bewijs van inschrijving in het emancipatieregister van het district mee, een bewijs van de vrijmaking van slavernij uit 1863. Eén bruidegom had een bewijs van manumissie bij zich, Christiaan Simon Ompig, 48 jaar, timmerman, vrij sinds oktober 1862. Naar de achtergrond van zijn vrouw, Justina Amarentie Bloens, zocht ik vandaag verder in het Nationaal Archief. Ik kwam uit bij Cornelia d’Hangest baronesse d’Yvoy.
Zij staat bekend als de weldadige freule van Nijkerk. Ze liet in 1869 een kerkje bouwen in Driedorp, zodat de inwoners niet meer zo ver hoefden te lopen naar de stad, ze stichtte een bewaarschool in Nijkerk, de inwoners van Appel kregen jaarlijks een kerstpakket en ze bestuurde een christelijke school in Nijkerkerveen. Ondertussen woonde ze “op Salentein”, een landgoed bij Nijkerk. Dit al was mogelijk, omdat ze met haar oudere zus Anna Magdalena erfgenaam was van plantage ‘Johan en Margaretha” aan de Commewijne. Alleen al de tegemoetkoming voor de opheffing van de slavernij leverde hen fl. 75.600. Dat bedrag heeft vandaag de dag een koopkracht van € 882.000. Daarvan ging 1% naar de administrateurs in Suriname als vergoeding voor de behandeling van deze zaak.
In het dossier van de tegemoetkoming ligt een uitvoerige notariële verklaring van erfrecht, waaruit blijkt dat de zussen langs de lijn van hun moeder de plantage erfden van overgrootvader Marcellus Broen en hun opa Marcus Broen Marcelluszoon. Verder is daarin vastgesteld dat zij na het overlijden van hun ouders de enige erfgenamen zijn.
De notaris beschrijft op een gehele pagina uit wat de administrateurs in Suriname te doen staat en waartoe ze bevoegd zijn om het bezit van de plantage “met derzelver slavenmagt en verdere ap- en dependentiën” (alles wat erbij hoort) te gelde te maken. Je geld kan je tenslotte nooit goed genoeg beschermen, lijkt de drijfveer voor al die bepalingen.
De administrateurs letten op de kleintjes. Ze vulden een borderel met de namen van al hun 273 slaven en vermeldden daarop naam, geslacht, beroep (kuiper, timmerman, veldneger, 1e officier, etc.), het jaar van ontsnappen (absentie), en aard van gebrekkige gezondheid (één been, ziekelijk, van weinig dienst). Ze betwistten tot voor de rechtbank in Paramaribo de controle door een ambtenaar toen die minder slaven aantrof dan opgegeven. En ze lieten op 20 maart 1863 proces verbaal opmaken van de aanwezigheid van slavin Patientie die voor straf in fort Nieuw Amsterdam was opgesloten. Tegen het oordeel van de heelmeester over de gezondheidstoestand van slaven voerden ze geen verweer. Hij telde vier slaven, drie twintigers en een vrouw van in de veertig, die symptomen hadden van een ziekte die hen naar Paramaribo zou voeren, melaatsheid of elefantiasis.
Niets van dit al wetend incasseerde Cornelia samen met haar zus de tegemoetkoming voor uiteindelijk 252 slaven, die – op 1 juli 1863 weliswaar vrij - verplicht waren om nog tien jaar tegen een mij onbekend loon hun slavenarbeid voort te zetten, zonder zekerheid van kost en onderdak.
Justina Amarentie Bloens wordt op pagina drie van de staat van bezittingen van plantage Johan en Margaretha afgevinkt als Amarentie, 47 jaar oud, van weinig dienst en ziekelijk.
Dank voor het delen, Wil!
Ter voorbereiding voor de afschaffing van de slavernij in 1863 moesten alle plantage en particuliere eigenaren een borderel opstellen waarop alle slaafgemaakten die op dat moment (begin 1862) op de plantage aanwezig waren met hun familierelaties, beroep, leeftijd, etc.
Dit borderel werd dan naar de centrale administratie in Paramaribo gestuurd om te vergelijken met het slavenregister en na de controle/correctie werd de "vergoeding" voor de eigenaar vastgesteld.
Als je kijkt in de emancipatie registers zie je ook welk borderel gebruikt is. Alle borderellen zijn ook bewaard, en op de site van het Nationaal Archief te vinden.
Dank je wel voor je reactie. Wel weer een mooi verhaal, dat deze mijnheer Ompig is getrouwd met een ziekelijke mevrouw die niet als waardevol werd beschouwd.